Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden
De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek opdracht gegeven een groot aantal interlandelijk geadopteerden te vragen naar hun persoonlijke situatie. Daarmee heeft de commissie haar onderzoeksmandaat naar de feitelijke rol en verantwoordelijkheid van de overheid bij interlandelijke adoptie in het verleden verruimd.
Uit navraag bij de commissie naar de vragenlijst blijkt echter dat die niet bedoeld is om inzicht te krijgen in de rol en verantwoordelijkheid van de overheid. De commissie stelt desalniettemin dat de vragenlijst bijdraagt aan een oplossing voor degenen die problemen ondervinden door de wijze waarop hun adoptie verlopen is.
De rechtvaardiging van de commissie voor de vragenlijst is misleidend omdat het in kaart brengen van oplossingen vooraf moet worden gegaan door het inventariseren van problemen. Daarom zou de vragenlijst in beginsel gebruikt moeten worden om beter inzicht te krijgen in de problematische rol en verantwoordelijkheid van de overheid. Daarvoor is de commissie immers ingesteld.
Minister Dekker voor rechtsbescherming kondigde aan de commissie in te stellen nadat ik een beroep tegen het Ministerie van Justitie aanhangig had gemaakt, vanwege bezwaren op besluiten van wob-verzoeken over illegale adopties waarbij diplomaten betrokken waren. Voor deze rechtszaak werd ik jarenlang van het kastje naar de muur gestuurd omdat de ministeries weigerden de problemen waarvoor zij verantwoordelijk zijn deugdelijk te onderzoeken.
Het moge evident zijn dat de rol en betrokkenheid van de overheid bij illegale adopties slechts slagvaardig onderzocht kan worden wanneer alle Nederlanders die geboren zijn in de te onderzoeken landen tussen 1970 en 1998 een vragenlijst ontvangen – dit is thans niet het geval.
Allereerst moet – aan de hand van de vragenlijst – duidelijk worden hoeveel personen, al dan niet met betrokkenheid van ambtenaren, valselijk als biologische kind van een Nederlands echtpaar geboren in het buitenland geregistreerd zijn.
Zo heeft het in 1981 ingestelde strafrechtelijk onderzoek naar illegale adopties van Braziliaanse baby’s naar Nederland daaromtrent geen opheldering gebracht. Dat onderzoek betrof namelijk slechts één land en vond plaats aan de hand van een steekproef. Bovendien is tijdens dat onderzoek de rol en verantwoordelijkheid van de overheid niet onderzocht, ondanks dat het haar bekend was dat Nederlandse ambtenaren in het buitenland Nederlanders illegaal aan een kind hielpen, zo blijkt uit de wob-stukken.
Sommige illegaal adopterende echtparen werden weliswaar strafrechtelijk vervolgd voor het ontnemen van het recht op identiteit van buitenlandse baby’s, maar de slachtoffers zijn daarvan later nooit op de hoogte gesteld door de overheid. Ook heeft die niets in het werk gesteld voor bescherming en herstel van het recht op identiteit van de slachtoffers, terwijl zij daarvoor verantwoordelijk is.
De overheid had daar geen belang bij vanwege de rol en betrokkenheid van haar diplomaten. Die rol en daarmee de verantwoordelijkheid van de staat bij de illegale adopties werd bewust buiten het onderzoek gehouden. Dat duidt op onrechtmatige politieke inmenging in het strafrechtelijk onderzoek. Dat moest ook minister Dekker duidelijk zijn geweest toen hij mij na aankondiging tot instelling van de commissie uitgenodigde op zijn kantoor voor uitleg in het bijzijn van mijn advocaat.
Die uitleg had niet veel om handen en de minister heeft tot op heden geweigerd verantwoordelijkheid te nemen door inzage te geven in stukken waaruit duidelijkheid omtrent de misstanden blijkt, ondanks toezeggingen daartoe. Wederom word ik gedwongen door de overheid om de staat in rechte te betrekken.
De minister weet dat mijn succes in de rechtszaak tegen de staat mede afhangt van het bewijs waartoe hij mij toegang weigert.
Ook de commissie is geïnformeerd over mijn rechtszaak tegen de staat; zij heeft als opdracht dergelijke zaken te onderzoeken. Desondanks spant zij zich niet adequaat in ten gunste van het verkrijgen van belastende verklaringen over de overheid.
Integendeel, de commissie spreekt niet met de belangrijkste stakeholders – de geadopteerden. En de commissie verdraait de waarheid. Zo staat bijvoorbeeld in haar conceptverslag van mijn gesprek met onderzoekers van de commissie dat ik vertrouwen heb in de commissie terwijl ik mondeling en schriftelijk verklaard heb dat ik geen vertrouwen heb in de commissie.
Bovendien voorkomt de commissie dat zij cruciale informatie moet onderzoeken. Dat blijkt, behalve uit de inadequate vragenlijst, onder meer uit een verklaring van een illegaal geadopteerde. Die zocht contact met de commissie om potentieel belastende informatie over de overheid te delen, op voorwaarden dat diens Braziliaanse en Nederlandse ouders geen consequenties zouden ondervinden.
De geadopteerde zag af van het melden van misstanden toen die vals geïnformeerd werd dat de ouders strafrechtelijke vervolging boven het hoofd hangt.
Dat is niet het geval. Ten eerste zijn alle strafzaken verjaard. Ten tweede geeft de commissie geen informatie door aan het Openbaar Ministerie; dat is niet betrokken bij het huidige onderzoek.
Het Openbaar Ministerie was daarentegen wel in de jaren tachtig betrokken bij het strafrechtelijk onderzoek. Een hoofdverdachte in de illegale Braziliaanse adoptiezaken – een Nederlandse juriste – bekende toentertijd medeplichtig te zijn als tolk-vertaalster aan het ontnemen van de identiteit van de Braziliaanse baby’s.
Wederom wordt de betrokkenheid van diplomaten bij illegale adopties niet onderzocht. De staat weigert belangrijk bewijs met mij te delen, ondanks dat ik daar rechtmatig belang bij heb. De huidige vragenlijst wordt bekritiseerd en de commissie werkt verduistering en verdraaiing van feiten in de hand waardoor zij geen adequaat onderzoek hoeft te doen.
Het onderzoek van de commissie kan slechts deugdelijk zijn als alle valselijk-als-eigen-kind-opgegeven personen een vragenlijst ontvangen, gericht op betrokkenheid van de overheid bij die illegale adopties. Zo kan inzicht verkregen worden in de scope van dit soort illegale adoptie en de betrokkenheid van Nederlandse diplomaten bij dergelijke illegale adoptiezaken.
Betreffende adoptieouders moeten in dit kader verzocht worden te verklaren aan de commissie over de rol en betrokkenheid van de overheid bij de illegale adopties. Op die manier kunnen zij in belangrijke mate bijdrage leveren aan waarheidsvinding. Daar hebben geadopteerden recht op.
De commissie is ingesteld vanwege het recht van geadopteerden op de waarheid. Daarom moet zij verantwoordelijkheid nemen door illegale adopties van personen die met wetenschap en/of betrokkenheid van de overheid in het buitenland valselijk als eigen kind zijn opgegeven deugdelijk te onderzoeken.
De staat is hoofdelijk aansprakelijk voor die illegale adopties en daarom moeten alle aanwijzingen van betrokkenheid van diplomaten bij illegale adopties worden onderzocht, inclusief onrechtmatige politieke inmenging in het strafrechtelijk onderzoek.
Patrick Noordoven heeft een Bachelorsdiploma in Politieke Geschiedenis en Internationale Betrekkingen van de Universiteit Utrecht en een Mastersdiploma in Rechtswetenschappen van de Universiteit van Brasília. Als oprichter van de NGO Brazil Baby Affair komt hij op voor het recht op identiteit van geadopteerden en het recht hun afkomst te kennen. Tevens is hij Eiser tegen de Staat der Nederlanden vanwege diens rol en betrokkenheid bij de illegale adoptie van hem en anderen.
Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden
De Commissie Onderzoek Interlandelijke Adoptie in het Verleden heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek opdracht gegeven een groot aantal interlandelijk geadopteerden te vragen naar hun persoonlijke situatie. Daarmee heeft de commissie haar onderzoeksmandaat naar de feitelijke rol en verantwoordelijkheid van de overheid bij interlandelijke adoptie in het verleden verruimd.
Uit navraag bij de commissie naar de vragenlijst blijkt echter dat die niet bedoeld is om inzicht te krijgen in de rol en verantwoordelijkheid van de overheid. De commissie stelt desalniettemin dat de vragenlijst bijdraagt aan een oplossing voor degenen die problemen ondervinden door de wijze waarop hun adoptie verlopen is.
De rechtvaardiging van de commissie voor de vragenlijst is misleidend omdat het in kaart brengen van oplossingen vooraf moet worden gegaan door het inventariseren van problemen. Daarom zou de vragenlijst in beginsel gebruikt moeten worden om beter inzicht te krijgen in de problematische rol en verantwoordelijkheid van de overheid. Daarvoor is de commissie immers ingesteld.
Minister Dekker voor rechtsbescherming kondigde aan de commissie in te stellen nadat ik een beroep tegen het Ministerie van Justitie aanhangig had gemaakt, vanwege bezwaren op besluiten van wob-verzoeken over illegale adopties waarbij diplomaten betrokken waren. Voor deze rechtszaak werd ik jarenlang van het kastje naar de muur gestuurd omdat de ministeries weigerden de problemen waarvoor zij verantwoordelijk zijn deugdelijk te onderzoeken.
Uiteindelijk bleek de rol van diplomaten reden voor het uitblijven van een beslissing op de bezwaren, hetgeen na het aanspannen van die rechtszaak tot een einde kwam. Niet alleen publiceerde de minister toen het antwoord van zijn ministerie, ook kondigde hij tegelijkertijd aan een onderzoek in te stellen naar de rol en verantwoordelijkheid van de overheid met betrekking tot interlandelijke adoptie en betrokkenheid van ambtenaren bij illegale adopties.
Het moge evident zijn dat de rol en betrokkenheid van de overheid bij illegale adopties slechts slagvaardig onderzocht kan worden wanneer alle Nederlanders die geboren zijn in de te onderzoeken landen tussen 1970 en 1998 een vragenlijst ontvangen – dit is thans niet het geval.
Allereerst moet – aan de hand van de vragenlijst – duidelijk worden hoeveel personen, al dan niet met betrokkenheid van ambtenaren, valselijk als biologische kind van een Nederlands echtpaar geboren in het buitenland geregistreerd zijn.
Zo heeft het in 1981 ingestelde strafrechtelijk onderzoek naar illegale adopties van Braziliaanse baby’s naar Nederland daaromtrent geen opheldering gebracht. Dat onderzoek betrof namelijk slechts één land en vond plaats aan de hand van een steekproef. Bovendien is tijdens dat onderzoek de rol en verantwoordelijkheid van de overheid niet onderzocht, ondanks dat het haar bekend was dat Nederlandse ambtenaren in het buitenland Nederlanders illegaal aan een kind hielpen, zo blijkt uit de wob-stukken.
Sommige illegaal adopterende echtparen werden weliswaar strafrechtelijk vervolgd voor het ontnemen van het recht op identiteit van buitenlandse baby’s, maar de slachtoffers zijn daarvan later nooit op de hoogte gesteld door de overheid. Ook heeft die niets in het werk gesteld voor bescherming en herstel van het recht op identiteit van de slachtoffers, terwijl zij daarvoor verantwoordelijk is.
De overheid had daar geen belang bij vanwege de rol en betrokkenheid van haar diplomaten. Die rol en daarmee de verantwoordelijkheid van de staat bij de illegale adopties werd bewust buiten het onderzoek gehouden. Dat duidt op onrechtmatige politieke inmenging in het strafrechtelijk onderzoek. Dat moest ook minister Dekker duidelijk zijn geweest toen hij mij na aankondiging tot instelling van de commissie uitgenodigde op zijn kantoor voor uitleg in het bijzijn van mijn advocaat.
Die uitleg had niet veel om handen en de minister heeft tot op heden geweigerd verantwoordelijkheid te nemen door inzage te geven in stukken waaruit duidelijkheid omtrent de misstanden blijkt, ondanks toezeggingen daartoe. Wederom word ik gedwongen door de overheid om de staat in rechte te betrekken.
De minister weet dat mijn succes in de rechtszaak tegen de staat mede afhangt van het bewijs waartoe hij mij toegang weigert.
Ook de commissie is geïnformeerd over mijn rechtszaak tegen de staat; zij heeft als opdracht dergelijke zaken te onderzoeken. Desondanks spant zij zich niet adequaat in ten gunste van het verkrijgen van belastende verklaringen over de overheid.
Integendeel, de commissie spreekt niet met de belangrijkste stakeholders – de geadopteerden. En de commissie verdraait de waarheid. Zo staat bijvoorbeeld in haar conceptverslag van mijn gesprek met onderzoekers van de commissie dat ik vertrouwen heb in de commissie terwijl ik mondeling en schriftelijk verklaard heb dat ik geen vertrouwen heb in de commissie.
Dergelijke ervaringen die wijzen op politieke beïnvloeding en sturing van onderzoek komen vaker voor wanneer minister Dekker adoptie laat onderzoeken. Daarbij komt dat het ministerie van justitie een slechte reputatie heeft inzake onderzoekscommissies.
Bovendien voorkomt de commissie dat zij cruciale informatie moet onderzoeken. Dat blijkt, behalve uit de inadequate vragenlijst, onder meer uit een verklaring van een illegaal geadopteerde. Die zocht contact met de commissie om potentieel belastende informatie over de overheid te delen, op voorwaarden dat diens Braziliaanse en Nederlandse ouders geen consequenties zouden ondervinden.
De geadopteerde zag af van het melden van misstanden toen die vals geïnformeerd werd dat de ouders strafrechtelijke vervolging boven het hoofd hangt.
Dat is niet het geval. Ten eerste zijn alle strafzaken verjaard. Ten tweede geeft de commissie geen informatie door aan het Openbaar Ministerie; dat is niet betrokken bij het huidige onderzoek.
Het Openbaar Ministerie was daarentegen wel in de jaren tachtig betrokken bij het strafrechtelijk onderzoek. Een hoofdverdachte in de illegale Braziliaanse adoptiezaken – een Nederlandse juriste – bekende toentertijd medeplichtig te zijn als tolk-vertaalster aan het ontnemen van de identiteit van de Braziliaanse baby’s.
Ondanks dat de juriste bevestigde dat zij dit deed op aangeven van de Nederlandse ambassade en consulaten in Brazilië zijn die vertegenwoordigingen nooit onderzocht.
Wederom wordt de betrokkenheid van diplomaten bij illegale adopties niet onderzocht. De staat weigert belangrijk bewijs met mij te delen, ondanks dat ik daar rechtmatig belang bij heb. De huidige vragenlijst wordt bekritiseerd en de commissie werkt verduistering en verdraaiing van feiten in de hand waardoor zij geen adequaat onderzoek hoeft te doen.
Het onderzoek van de commissie kan slechts deugdelijk zijn als alle valselijk-als-eigen-kind-opgegeven personen een vragenlijst ontvangen, gericht op betrokkenheid van de overheid bij die illegale adopties. Zo kan inzicht verkregen worden in de scope van dit soort illegale adoptie en de betrokkenheid van Nederlandse diplomaten bij dergelijke illegale adoptiezaken.
Betreffende adoptieouders moeten in dit kader verzocht worden te verklaren aan de commissie over de rol en betrokkenheid van de overheid bij de illegale adopties. Op die manier kunnen zij in belangrijke mate bijdrage leveren aan waarheidsvinding. Daar hebben geadopteerden recht op.
De commissie is ingesteld vanwege het recht van geadopteerden op de waarheid. Daarom moet zij verantwoordelijkheid nemen door illegale adopties van personen die met wetenschap en/of betrokkenheid van de overheid in het buitenland valselijk als eigen kind zijn opgegeven deugdelijk te onderzoeken.
De staat is hoofdelijk aansprakelijk voor die illegale adopties en daarom moeten alle aanwijzingen van betrokkenheid van diplomaten bij illegale adopties worden onderzocht, inclusief onrechtmatige politieke inmenging in het strafrechtelijk onderzoek.
Patrick Noordoven heeft een Bachelorsdiploma in Politieke Geschiedenis en Internationale Betrekkingen van de Universiteit Utrecht en een Mastersdiploma in Rechtswetenschappen van de Universiteit van Brasília. Als oprichter van de NGO Brazil Baby Affair komt hij op voor het recht op identiteit van geadopteerden en het recht hun afkomst te kennen. Tevens is hij Eiser tegen de Staat der Nederlanden vanwege diens rol en betrokkenheid bij de illegale adoptie van hem en anderen.